Meningspeiling, parkeerstudie en advies ventilatie

13-12-2009 00:00
 
 
Samenvatting rapport van Grontmij (2009) over ontluchting van de garage:

 

Wet- en regelgeving:

De (mechanische) toevoer van ventilatielucht moet zo worden uitgevoerd dat een luchtdoorspoeling van de parkeerruimte is gewaarborgd. Voor de realisering hiervan kan het toepassen van een luchtkanalensysteem voor Luchttoevoer en/of afvoer noodzakelijk zijn. Hierbij moeten dode zones worden voorkomen.

 

De plaatsen van aanzuigopeningen voor de toe te voeren buitenlucht moeten zo zijn gelegen, dat zij geen nadelige invloed hebben op het CO-gehalte van de aangezogen lucht. Het is  aan te bevelen de aanzuigopeningen aan te brengen op een hoogte van circa 5 m boven straatniveau in een verkeersluwe omgeving en buiten de beïnvloeding van de uitblaasopeningen, zie tevens de “Handreiking benzeen en parkeergarages” (Ministerie van VROM, Den Haag, Maart 1997).

 

De plaatsen van de uitblaasopeningen van de afgewerkte lucht moeten zo zijn gesitueerd, dat deze geen over-schrijding veroorzaken van de ter plaatse geldende grenswaarden luchtkwaliteit en andere wettelijke milieu-normen, gericht op bescherming van de gezondheid van de mens en zijn leefmilieu.

 

Het is aan te bevelen  dat de afgewerkte lucht verticaal wordt uitgeblazen met een luchtsnelheid van circa 10 m/s op een hoogte van ongeveer 5 m boven straatniveau. Hierbij moet echter worden gelet op de gevolgen voor even-tuele er omheen liggende bebouwing. (Zie tevens de “Handreiking benzeen en parkeergarages"). Concentratie-berekeningen met betrekking tot de verwachte uitstoot naar de omgeving zijn al snel noodzakelijk.

 

Conclusie/s en opmerkingen:

• De 5m boven het maaiveld is dus een aanbeveling en niet een eis.

• Bij toepassing van aanzuig en afblaas voorzieningen op het maaiveld niveau moet wel rekening houden met luchtsnelheid, geluidsoverlast en dat de afstand tot de belendende bebouwing tenminste 5m bedraagt.

• Er moet voldoende afstand tussen de parkeergarage en/of andere ventilatie aanzuigpunt(en) en/of te openen ramen etc. in omheen liggende bebouwing zijn om voldoende verdunning vade afblaaslucht te creëren, zodat dit geen nadelige invloed heeft op het milieu.